Te veel water is niet hetzelfde als te weinig water

‘In abundance prepare for scarcity’ (Mencius)

Inleiding

Aan de basis van zowel te veel als te weinig water, en de extremiteit waarmee die zich steeds meer voordoen, ligt een onregelmatigheid die onder andere versterkt wordt door klimaatverandering.

Te veel water heeft in het algemeen een sterk lokaal karakter. Slechts heel uitzonderlijk, denk aan de Nederlandse watersnood in 1953 en die in Vlaanderen in 1976, kwam een teveel aan water op bovenlokaal of zelfs regionaal niveau voor. Een watertekort daarentegen heeft de neiging om vrij snel richting een regionale, meer collectieve problematiek te verschuiven. Daarnaast is er een andere betrokkenheid vereist i.f.v. de problematiek. Bij wateroverlast worden we fysiek geconfronteerd met een teveel aan water dat je weg wil krijgen. Vaak worden hier dan ingenieursoplossingen naar voor geschoven, recent komen ook designers en landschapsarchitecten in beeld (bv. rond waterpleinen aanleggen). Voor waterschaarste wordt er veel sterker aangestuurd op gedrag (bv. sproei- captatieverboden, spaarzaam watergebruik, …). Een tekort aan water vraagt dan ook om een nieuw soort denken en kennis. Er zijn meestal een aantal ‘gaps’ die overbrugd, ingevuld moeten worden, nieuwe verbindingen die moeten gelegd worden. Interessant is dat ze ondanks hun verschillende eigenschappen als uitdaging, mogelijk niet los van elkaar kunnen gezien worden, in de zin dat wie oplossingen kan bieden voor een tekort aan water, mogelijk al goed uitgerust is om met een overvloed aan water om te gaan.

Toggle all items

Beleid gestuurd door extremen én vertaald in gemiddelden

Overstromingen vormden vaak een momentum om een maatschappelijk draagvlak te krijgen om in actie te komen. Het beleid is daardoor vaak een antwoord (met enkele jaren vertraging) op calamiteiten uit het verleden, dus in hoofdzaak overstromingen. De droge zomers van de afgelopen jaren hebben evenwel aangetoond dat het oplossen van situaties met een teveel aan water geen garanties bieden om een occasioneel of structureel tekort aan water te vermijden. Er is nood aan een geïntegreerd en gebiedsgerichte ruimtelijke aanpak.

De aanpak voor overstromingen heeft geresulteerd in de drietrapsstrategie vasthouden, bufferen, afvoeren. In de praktijk zien we dat de focus nogal sterk ligt op afvoeren. Terwijl de grote meerwaarde ligt op het niveau van vasthouden van water. Het probleem dat zich hier stelt is dat diegene die verantwoordelijk is voor de goede uitvoering van de drietrapstrategie niet over de instrumenten beschikt om optimaal het water vast te houden (dit ligt op het niveau van de beleidsdomeinen ruimtelijke planning, landbouw – zie verder rond de uitdaging van het samenbrengen van de snippers).

Bijkomend zien we dat in het verleden oplossingen generiek werden uitgerold op basis van gemiddelden. Op het niveau van grote infrastructuurwerken werden hier de nodige verfijningen ingebracht (via sensitiviteitsanalyses). Op het niveau van de gebouwen wordt op vandaag wel nog steeds met gemiddelden gewerkt. Zo worden nieuwbouwprojecten ontworpen vanuit het vertrekpunt dat ze moeten tegemoetkomen aan de gemiddelde watervraag van een gezin (zie ook hierna onder ‘waterscheiding’) of wat de gemiddelde dimensionering dient te zijn van een regenwaterput in het kader van de hemelwaterverordening. Het werken met gemiddelden heeft er zeker toe bijgedragen dat we in Vlaanderen slimmer met regenwater zijn beginnen omgaan. Alleen dienen we nu vast te stellen dat er op vandaag met verschillende logica’s wordt gewerkt (al dan niet werken met gemiddelden) op verschillende niveaus die wel met elkaar verbonden zijn.

Nu voor later

Een tekort aan water vraagt een ander denken dan een teveel aan water, dat haalden we eerder al aan. Al was het maar omwille van het vertragingseffect dat erin schuilgaat: je moet nu dingen beperken (zuinig met water zijn) om in de toekomst niet in problemen te komen (een teveel aan water is er doorgaans gewoon). Zelfs als burgers worden geadviseerd of verboden om hun auto te wassen of het gras te sproeien met leidingwater, komt er bij hen nog steeds water uit de kraan. Maar het vertragingseffect speelt ook in het aanspreken van grondwaterlagen. Als die in de zomer te zwaar worden aangesproken, vraagt het veel tijd en veel neerslag om die weer aangevuld te krijgen voor een volgende zomer. Dat lukte vroeger doorgaans probleemloos, maar het werd in de zomer van 2019 al duidelijk dat daar geen garantie meer voor bestaat, indien we verder gaan zoals we nu bezig zijn.

Incidentele tekorten kunnen zo structurele tekorten worden, waardoor de competitie verschuift naar bijvoorbeeld oppervlaktewater. Het is niet verwonderlijk dat de aanspraak op oppervlaktewater vanuit de landbouw pas de laatste jaren toenemend zichtbaar wordt. Nog een aanduiding van de onderlinge verwevenheid van de verschillende maatschappelijke waterclaims.

Technologie

Ook technologische innovaties spelen in op enerzijds het vullen van de ‘gaps’, en anderzijds sectoroverschrijdend op bijvoorbeeld de verwevenheid tussen het vermijden van watertekorten en de energietransitie. Onder de noemer van riothermie vind je dan innovaties zoals vloerverwarming die gevoed wordt met warmte uit de vaatwasmachine. Ook warmtewinning uit rioolwater is hier mogelijk. Maar bij kringloopdouches met warmterecuperatie gaat het nog een stap verder. Omdat deze douches door de combinatie van sterke vermindering van watergebruik en efficiënte herwinning van warmte mogelijk maken om woningverwarming te ontdoen van fossiele brandstoffen.

Waterscheiding

Voor de residentiële sector legt denken over tekorten voorkomen een aantal belangrijke mentale modellen bloot bij de woningbouw. Zo wordt water op hoogte opgevangen en verzameld (via het dak), en vervolgens naar beneden geleid en onder de grond opgeslagen in een buffer, waarna het weer moet worden opgepompt om op de verschillende verdiepingen gebruikt te kunnen worden. Tot op vandaag worden nieuwbouwprojecten normaal gesproken nog ontworpen vanuit het vertrekpunt dat ze tegemoet moeten komen aan de gemiddelde watervraag van een gezin, en die watervraag wordt, ongeacht of het over koken of over planten sproeien gaat, doorvertaald in liters hoogkwalitatief leiding - c.q. drinkwater. Daardoor wordt dat niveau van leidingwaterverbruik dus voortdurend gereproduceerd en structureel voor lange termijn ingebed in ons woningbestand (en daarmee in het watersysteem) voor de komende decennia, alle evoluties in de aanleg van waterputten bij nieuwbouwwoningen ten spijt. Bovendien leidt de sterk economische inslag van het beleid nog steeds tot sturing op niveau van individueel gedrag of huishoudens, met steeds een suboptimale micro-optimalisatie tot gevolg. Heel veel collectieve oplossingen, die bovendien geschraagd zouden kunnen worden door nieuwe sociale praktijken, blijven in dat soort beleidsbenadering sterk uit beeld.

Kennis laten doorstromen

Omdat overschotten meestal (en tekorten ook soms) een lokaal karakter hebben is lokale harde én zachte kennis vereist om te zoeken naar oplossingen. Ook omdat ieder gebied (geografisch of procesmatig) een andere structuur en een ander actorenveld kent die om andere oplossingen vraagt of mogelijk en/of wenselijk maakt. Lokale kennis van het water is echter steeds meer op de achtergrond geraakt door een toenemend centraal beheer van het watersysteem en een verwachting van de burger dat de overheid problemen voor haar efficiënt aanpakt. Dat efficiënt aanpakken wordt in de praktijk gedomineerd door een sterk ‘bufferdenken’ (aantal kubieke meters vasthouden of ophouden).

Waterintelligentie opnieuw opbouwen

We erkennen de nood aan lokale kennis nochtans wel. Het rapport Vlaanderen Wijs met Water omschrijft dat iedereen zou moeten weten ‘wanneer water komt, hoe en wanneer je het opvangt, en hoe en wanneer je het moet laten gaan’. Om hiertoe te komen is het noodzakelijk een vorm van collectieve ‘waterintelligentie’ te herstellen of opnieuw op te bouwen. Hiervoor zijn andere mentale modellen en vertrekpunten nodig dan degene die we vandaag gebruiken voor kennisopbouw bij experts. Intelligentie kan enkel maar opgebouwd worden door het ook zichtbaar te maken.

Mee op de golven van het klimaat

Om de middellange- en langetermijndoelstelling van de klimaatambities te realiseren wordt in het Vlaams Regeerakkoord (2019- 2024) ook zeer sterk ingezet op renovatie van het woningbezit, en deze daarmee energieneutraal c.q. - efficiënt te maken. In het kader van het voorgestelde relanceplan (2020) wordt ingezet op een labelpremie en een renteloos renovatiekrediet (waarbij de rentelast gedragen wordt via voorafnames uit het Energiefonds en het Klimaatfonds, cf. eerdere afspraken) om zoveel mogelijk nieuwe eigenaars te verleiden om hun woning grondig energetisch te renoveren. De vraag klinkt steeds luider (o.a. vanuit de sociale partners) om deze renovatiegolf aan te grijpen om niet enkel op het gebied van energie maar ook op het gebied van water een belangrijke stap vooruit te zetten. Zuinig waterverbruik gaat immers vaak samen met minder energieverbruik. In 2018 was de residentiële sector verantwoordelijk voor 7% van het bruto binnenlands energieverbruik in Vlaanderen en voor 34% verantwoordelijk van het totale waterverbruik (excl. koelwater) in Vlaanderen en goed voor 62% van het totale kraanwaterverbruik. Huishoudens spelen vandaag een centrale rol in de energietransitie maar dat geldt evenzeer voor de watertransitie.

Als we drinkwater enkel zouden gebruiken om te drinken, en voor al het andere watergebruik alternatieve oplossingen te bedenken en te implementeren, betekent dit een sterke omslag in de manier waarop de waterbevoorrading in huizen wordt georganiseerd. Hiermee wordt de druk op het drinkwatersysteem verminderd.

Door het gebruik van, en de kennis over water ook te verbinden met andere uitdagingen (zoals bijvoorbeeld het energie-, klimaat- en biodiversiteitsvraagstuk), kunnen er verrassende mogelijkheden en synergievoordelen ontstaan. Water heeft niet voor niets een zeer groot oplossend vermogen.

Disclaimer

De VMM, De Vlaamse Waterweg, De Watergroep, Aquafin, Vlakwa en VITO hebben de kans gecreëerd om ruimte te geven aan een groep frisse denkers om een systemische kijk op water te ontwikkelen, en zo de watersector uit te dagen om een toekomstbestendige kijk op het watersysteem te gaan vormgeven. De geformuleerde ideeën zijn niet die van de opdrachtgevers, noch vertolken ze hun standpunten. Ze worden wel als waardevol gezien als inspiratie voor het toekomstig watersysteem.