Water en energie: Andere wijn of andere vaten?
De neiging die we hebben om problemen op te splitsen, en ze beleidsmatig ook in silo’s te gaan aanpakken, zorgt voor groepen mensen (specialisten) die gewoon zijn om steeds binnen een bepaald systeem te kijken. Daardoor geraken bepaalde vooronderstellingen en opvattingen, denkwijzen, ingesleten en bij wijze van spreken ‘onzichtbaar’. Ze zijn er al zo lang, worden doorgaans niet gecontesteerd. Ze worden dan veel meer als een gegeven beschouwd, niet meer als een maatschappelijke keuze.
Een eenvoudige maar krachtige manier om weer meer bewust te geraken van de ‘mentale modellen’ binnen een bepaald systeem, is door vanuit de logica van één systeem ook eens naar een ander systeem te kijken. Zo wordt snel duidelijk waar er sprake is van breed verspreide opvattingen over beheer, financiering, eigenaarschap… die deel uitmaken van een algemene beleidscultuur. Maar ook wat er eigen is aan het systeem waarin of waaraan je werkt.

Een eerste verkennende denksprint over het watersysteem vs. het elektriciteitssysteem in de Transitiearena H2050, leidde tot 5 prikkelende denksporen:
- Zowel het drinkwaternet als het elektriciteitsnet hebben beiden een bepaalde kwaliteit nodig. Een slechte power quality heeft evenwel geen rechtstreeks impact op onze gezondheid, want we drinken geen elektriciteit.
- Watergebruikers worden in tegenstelling tot energiegebruikers niet als actieve prosumenten aangesproken. Ze worden wel aangespoord (of bij grondige renovatie of in nieuwbouw verplicht) om water bij te houden in private (hemelwater)buffers, daar waar bij energie voor buffering vandaag vooral naar het collectieve energienet wordt gekeken. Maar van terugdraaiende watertellers is er bijvoorbeeld (nog?) geen sprake. Voor energie worden burgers rechtstreeks in relatie tot het energie’systeem’ geplaatst, een systeem waar ze in kunnen participeren, dat ze ook kunnen verstoren, en waarbij de grote infrastructuur van het energienet aanzet tot kaders van gemeenschappelijk beheer en gedeelde verantwoordelijkheid. In het watersysteem is de burger in hoofdzaak nog steeds vooral een klant, die gebruik maakt van een aanbod. Veel minder staan watergebruikers vandaag in relatie tot het watersysteem, en is er van een ontwikkeld perspectief op gemeenschappelijk beheer en gedeelde verantwoordelijkheid nog geen sprake.
- Voor energie wordt vanuit governance zeer sterk ingezet op de trias energetica, die duidelijke basisvuistregels vastlegt bij het duurzaam ontwerpen van gebouwen: besparing, vergroening, efficiëntie. Een aanpak die ook in het kader van het recent gepubliceerde Fit for 55 package werd bekrachtigd met bijvoorbeeld de verankering van het “energy efficiency first principle”. Voor energie wordt dus blijvend ingezet op de energie-efficiëntie verhogen. Deze trend zet zich verder door, wordt mee ondersteund door technologische innovatie, en wordt bovendien niet ervaren als een daling in comfort. Terwijl bij water in huishoudens er na een breed verspreide introductie van de spaarknoppen voor de WC en de spaarkoppen voor de douche eigenlijk geen noemenswaardige doorgezette dynamiek is gekomen. Het waterverbruik van wasmachines en vaatwassers is weliswaar verder gedaald, maar lijkt ook stilaan op een plafond te stoten.
- Verbruikte elektriciteit vergt geen extra infrastructuur (er zijn geen elektriciteitszuiveringsstations), daar waar verbruikt drinkwater aanleiding geeft tot een afvalwaterstroom die ook weer afgevoerd moet worden, via een daartoe bestemd netwerk richting afvalwaterzuiveringsstations (in het beste geval) of geloosd in waterlopen.
- Is de prijs die we betalen om water uit de ondergrond te halen lager dan de waarde die het heeft om het er te laten zitten? Is het mogelijk dat water uit de grond naar boven halen als dat maatschappelijk een waardevermindering betekent? En is de prijs voor het gebruik ervan voldoende om die waardevermindering te dekken? En vinden we als samenleving een zero sum een duurzaam streefdoel?
Onderstaand gaan we dieper in op die verschillende inzichten die naar boven kwamen tijdens de arena, aangevuld met de frisse kijk van andere denkers.
- Eigenheid van de ‘materie’
Water is essentieel voor het leven wat niet het geval is voor elektriciteit, hier even abstractie makend van de micropulsen die we autonoom opwekken om onze hersenen en spieren te besturen.
Elektriciteit wordt ook geproduceerd door de mens, in hoofdzaak voor de mens, en bestaat niet op grote schaal zonder menselijke interventie (commodity), water is een natuurlijk gegeven, en heeft een werkende kracht, erosie, plantengroei, onderwaterleven, ook zonder menselijke interventie (leunt veel dichter aan bij de commons).
De massa van een elektron verbleekt t.o.v. de massa van een molecule water (een watermolecule is immers bijna een miljard keer zwaarder dan een elektron), wat zijn implicaties heeft naar de benodigde ruimte om water resp. elektriciteit te transporteren/ te bufferen. Daarnaast zit snelheid van elektriciteit zo rond de 50-99% van de lichtsnelheid(~300.000 km/s). Drinkwater kruipt eerder door het net (een paar dm/s), wat dan ook zijn implicaties heeft op het grootte van de perimeter waarbinnen energie resp. water wordt getransporteerd.
“Elektriciteit heeft geen rechtstreekse impact op de volksgezondheid, want we drinken geen elektriciteit”. Wel zijn we zijn er meer en meer afhankelijk van voor het produceren van ons drinkwater. Het overgrote deel van drinkwater is immers door de mens gezuiverd water, waarvoor we elektriciteit gebruiken … De ene installatie meer dan de andere afhankelijk van de technologie die gebruikt wordt. Het is extreem uitzonderlijk dat we van een bron/rivier drinken (cfr ervaring Li An Phoa – klik hier ).
- Rol van de consument
Daar waar in de energietransitie er een levendig debat bestaat over hoe burgers een plek kunnen krijgen in het energiesysteem van de toekomst, lijkt dat perspectief rond water veel minder ontwikkeld.
In de EnergieUnie staat de consument centraal. Hij moet de vruchten kunnen plukken van een toegankelijke, voorzieningszekere, propere en competitieve energie. Hij kan in zijn keuze van leverancier zo sturen in de type bronnen die worden aangeboord voor zijn elektriciteit. En hij wordt ook aangezet om actief bij te dragen aan het energiemarktsysteem; door zelf energie te produceren, via coöperaties gezamenlijk te investeren in hernieuwbare energieproductie. En in de toekomst mogelijks geproduceerde elektriciteit onderling uitwisselen en door in (gezamenlijke) batterijen te investeren en zo (gemeenschappelijk) piekverbruik te laten dalen en daarmee samenhangend de distributiekosten te laten dalen.
Op deze manier bepaalt de consument mee het gezicht van het energiesysteem van de toekomst. Maar ook via ETS systeem (CO2 emissiehandelssysteem) zijn er bijvoorbeeld mogelijkheden om invloed uit te oefenen, door bijvoorbeeld via een massale aankoop van emissierechten de markt te sturen in de richting van emissievrije energieproductie (naar analogie met de case van GameStop waarbij particulieren door massale aankoop van aandelen rijke bellegingsfondsen een hak zetten).
De drinkwaterconsument kan dat soort invloeden vandaag niet uitoefenen. Er zijn om te beginnen geen objectieve criteria om waterbronnen en productie te evalueren. Wat is duurzaam watergebruik en wat is efficiëntie (ofte wanneer kan je aan een m³ water een blauw certificaat toewijzen?).
De energiesector is tevens onderworpen aan een vrije marktwerking. Vóór de vrijmaking verzorgden de intercommunales tegelijkertijd de distributie en de verkoop van energie aan de gebruikers op hun grondgebied. Door de vrijmaking (in Vlaanderen sinds 2003) worden deze 2 activiteiten opgesplitst:
- Energieleveranciers hebben de verkoop (deze activiteit staat open voor vrije concurrentie) van elektriciteit en aardgas aan de verbruikers voor hun rekening genomen.
- De distributienetbeheerders / intercommunales blijven de distributie (deze activiteit is niet vrijgemaakt) verder verzekeren op hun grondgebied.
De vrijmaking van de energiemarkt betekent dat de verbruiker voortaan vrij zijn elektriciteit- en gasleverancier kan kiezen en zo kan genieten van de vrije concurrentie. De beslissing om van leverancier te veranderen werd heel eenvoudig gemaakt voor de verbruiker. Deze moet enkel zijn nieuwe leverancier verwittigen (leveranciers en netwerkbeheerder vervolgen onderling de procedure van de overdracht). De overdracht is daarnaast ook volledig kosteloos voor zover de voorwaarden van opzeg van het lopend contract worden gerespecteerd. Een verandering van leverancier vereist geen enkele verandering aan de bestaande installatie.
Deze vrije marktwerking zorgde voor een grotere, en door de overheid aangemoedigde volatiliteit van consumenten, die steeds vlotter en regelmatiger van energieleverancier wisselen. De switch rates zijn nog steeds niet super goed maar wel in stijgende lijn met wel de bijkomende kanttekening dat het dezelfde zijn die switchen. Dit wijst erop dat er nog wel stappen te zetten zijn op het niveau van bewustwording en capacity building, met aandacht voor sociale inclusie. Zo hebben armere huishoudens (zonder internet) veel minder zicht op een oordeelkundige vergelijkingsbasis tussen verschillende leveranciers ook gelet de ingewikkelde tariefstructuren of de nepwebsites die zich voordoen als de VREG met alle gevolgen van dien. Je komt er dus goedkoper vanaf, als je geïnformeerd bent en de tijd/middelen hebt om je te informeren.
Algemeen kunnen we ons de vraag stellen of het levendigere maatschappelijk debat rond energie te wijten is aan een veel sterker bewustzijn of inzicht in energie als gevolg van bovenstaande geïntroduceerde volatiliteit. Maar het zal waarschijnlijk niet de enige factor zijn. Het feit dat prosumentisme in water veel minder ontwikkeld is bij water, zal zeker ook meespelen.
Binnen de drinkwaterlevering controleren de drinkwaterbedrijven/ de intercommunales het waternet en worden concurrenten geweerd, terwijl bij elektriciteit wel aan het net verkocht kan worden en deze elektriciteit daadwerkelijk gekocht moet worden. Een vergelijkbaar systeem op watervlak zou concurrentie toelaten op deze markt met innovatieve oplossingen. Hier zijn een beleidskader en wetten voor nodig om dit mogelijk te maken. Momenteel is het enkel mogelijk dat kleinere gemeenschappen hun eigen water zuiveren en terug gebruiken (Art. 3 Europese Drinkwaterrichtlijn). In Nederland worden al veel van dergelijke initiatieven opgezet.
Water op het waternet zetten is vergelijkbaar met elektriciteit. Zoals daar ook een goedkeuring en vereisten zijn kan hetzelfde perfect met drinkwater. Voor zones ver van de grote installaties van de drinkwatermaatschappijen zou het eerder een troef worden daar druk en afstandsverliezen minderen (in elke duurzaamheidsuitdaging is transport een vraagstuk, want transport vraagt steeds meer infrastructuur, energie en ruimte naargelang de afstand toeneemt). Over kwaliteit is het zelfs goed mogelijk dat deze betert gezien er nu contaminatie in de opleidingen optreedt die groter wordt met de afstand, zeker in oude leidingnetten (water is bij uitstek een zeer geschikt oplosmiddel).
Binnen het drinkwaterdomein zien we eerder de evolutie van consumentisme naar autarkisme, met een toenemende installatie van regenwaterputten (gestuurd vanuit overheidswege om dit te voorzien bij een grondige renovatie of nieuwbouw - hemelwaterverordening), het boren van (illegale grondwaterputten), het installeren van grijswaterrecuperatiesystemen. Waarbij we ons alvast de vraag kunnen stellen of dergelijke autarkische systemen op huishoudelijk niveau een commons mentaliteit rond water verder doen wegdeemsteren en zelf de weg openhoudt om op afgelegen plekken bebouwing toe te laten, en dit in een regio waar de open ruimte reeds schaars is (vraag: hoe kan het drinkwatersysteem sturend zijn in een gewenst toekomstbeeld rond ruimtelijke invulling).
Hoe en op welke manier kunnen burgers betrokken worden in het watermarktsysteem, rekening houdende met de meer lokale werking (geen/beperkte "interconnectie" met het buitenland)? Alsook rekening houdend met het gegeven dat wind en zon relatief onbeperkt zijn. Inzetten op bv. lokale zonne-energie is niet zo problematisch omdat de zon pas binnen 7 miljard jaar zijn kaarsje uitblaast. Dit is anders bij het aanboren van lokale beperkte (grond)water voorraden.
-
Karakteristieken van de infrastructuur
Beide systemen zijn vergelijkbaar in het centralistische karakter van de infrastructuur. De opbouw van hoofdstructuren naar steeds kleinere vertakkingen tot bij de eindgebruiker, trekken daarmee ook bijna vanzelf een bepaalde vorm van beheer en beleid mee (cf. infra): sterk gericht op centrale aansturing, gericht op beheersing en controle.
Beide systemen worden gekenmerkt door import en export, maar voor water is deze meer beperkt in afstand (water uit Griekenland per leiding zien we nog niet meteen gebeuren).
Een elektriciteitsnet kan je daarnaast gemakkelijk aarden bij overbelasting. Een waterleiding overbelasten kan maar op 2 manieren eindigen: lozen of lekken. Toegang tot het net en spuien is nu een exclusieve bevoegdheid van de drinkwatermaatschappijen. Nog een opmerkelijk verschil is dat verbruikte energie geen extra infrastructuur vergt, daar waar verbruikt water als afvalwater ook weer afgevoerd wordt, via een daartoe bestemd netwerk (in het beste geval) of geloosd in waterlopen.
Daar waar het energienetwerk tweerichtingsverkeer toelaat (je kan zowel elektriciteit afnemen als opladen op het net), is het waternetwerk éénrichtingsverkeer tot bij de eindgebruiker, die enkel kan afnemen, maar geen eigen water op het net kan zetten. Dat is fysiek zeer moeilijk, het zou waarschijnlijk een zeer sterke pomp vragen. Maar het kan ook problematisch zijn vanuit kwaliteitsoogpunt (cf. infra). Iemand zou dan vervuild water in omloop kunnen brengen. Dit kwaliteistaspect speelt evenwel ook voor het elektriciteitsnetwerk.
Zowel het drinkwaternet als het elektriciteitsnet hebben beiden een bepaalde kwaliteit nodig. Zo dient in een elektriciteitsnet de spanning sinusvormig te zijn. Als de aangeboden spanning zuiver sinusvormig is en de belasting is lineair, dan zal overal in de installatie de stroom zuiver sinusvormig zijn. Evenwel verschillende toestellen aangesloten op het net veroorzaken netvervuiling (windmolens, oplaadpunten, omvormers voor zonnepanelen, spaarlampen, datacenters, … ).
Een slechte kwaliteit van elektrische energie kan leiden tot een hogere uitvalkans van apparatuur, hogere onderhoudskosten, levensduurverkorting van apparatuur, meer energieverbruik, … en kunnen zelf het volledige net neerhalen. Windmolenparken dienen dan soms offline gezet te worden indien de grote centrales onvoldoende kunnen compenseren. Er zijn in de laatste jaren 4 grote transformatoren ontploft door het laattijdig inspringen op de netbalancering veroorzaakt door netvervuiling afkomstig van windmolens (het net heeft een zuivere sinus nodig. De spanning opgewekt van variabele energiebronnen zoals hernieuwbare is over het algemeen dichter bij de zaagtand).
Zonder de aanwezigheid van deze grote centrales is de energie afkomstig van de zonnepanelen thuis in werkelijkheid van te slechte kwaliteit voor het net. Evenwel doordat die lagere kwaliteit input van die thuisproducenten en sommige producenten van hernieuwbare energie kwantitatief weinig is tegenover de productie van de grote centrales, kan die energie op het net gezet worden. Zoals een klein stroompje een grote rivier vervoegt en weinig stoort.
Wanneer dit stroompje grote en grote wordt zullen onze inspanningen aan netbalancering alleen maar dienen toe te nemen om schade te vermijden.
-
Vraag en aanbod op elkaar afstemmen - balanceren
Het balanceren van vraag en aanbod gebeurt op een andere tijdsdimensie voor elektriciteit (seconden, minuten, uren) en voor water (dagen, weken, maanden). Ook gelinkt aan verschil in gewicht tussen de deeltjes van beide materies.
De rol van buffers hierin is heel boeiend voor de vergelijking van beide systemen. Er zijn twee belangrijke strategieën te bedenken om buffercapaciteit te vergroten.
- Ofwel door je buffercapaciteit lokaal sterk te vergroten. Daar zijn er voor water mogelijks meer opportuniteiten dan voor elektriciteit. Er zijn veel meer natuurlijke buffermogelijkheden voor water, die ook eenvoudig kunnen aangesproken worden. Daarnaast wordt ook zeer sterk ingezet op het installeren van private regenwaterputten die zelfs wettelijk verplicht zijn bij nieuwbouw/ grondige renovatie, wat voor een thuisbatterij niet het geval is.
- Ofwel door op een hoger (lees groter) schaalniveau naar balancering te gaan kijken, waar er meer mogelijkheden liggen voor elektriciteit. Er zijn niet veel natuurlijke buffermogelijkheden voor elektriciteit gekend.
-
Governance
De organisatie van de governance verschilt sterk in beide systemen. Bij elektriciteit is er een onderscheid tussen producenten, netbeheerders en leveranciers, binnen een Europese energiemarkt. Voor water zijn netinfrastructuur, productie en levering gebundeld in drinkwaterbedrijven die territoriaal georganiseerd zijn. Naar verluid zou er vroeger wel een periode geweest zijn waarin binnen het watersysteem een opsplitsing was tussen netbeheer en de andere functies, maar vandaag is dat onderscheid er in elk geval niet meer. Ook in andere landen zou deze opsplitsing bestaan (verder uit te zoeken en te evalueren). Het werpt interessante vragen op naar het waarom van die verschillen. Voor energie is het op zich logischer dat een logica van Europese marktwerking werd bedacht, aangezien het aanbieden van energiediensten uit andere lidstaten perfect mogelijk is. Het is, vanuit het strategische belang, ook logisch dat netbeheer niet op dezelfde manier werd vrijgemaakt dan productie en levering, en dat het streven van een marktwerking die opsplitsing in rollen zo ook noodzaakte (nvdr, dit zijn veronderstellingen die nog zouden moeten gecheckt worden). Het liberale idee van waaruit de vrijmaking kon onderbouwd worden, werd vermoedelijk gericht op een idee van lage energieprijzen voor de Europese burgers, en zo een versterking van de koopkracht die ook de economie ten goede kon komen, en daarnaast het vergroten van de markt voor Europese energiebedrijven, die zo internationaal ook competitiever en sterker zouden kunnen worden. Een logica die op zich ook voor de watermarkt zou kunnen opgebouwd worden, maar dan botst op ‘De wetten van Water’, namelijk daar waar elektriciteit bijna tegen lichtsnelheid kan verplaatst worden, heeft water tijd nodig en ook veel energie om verplaatst te worden. Een watermolecule is immers bijna een miljard keer zwaarder dan een elektron.
Voor energie wordt vanuit governance zeer sterk ingezet op de trias energetica, die een duidelijke hiërarchie vastlegt in het soort maatregelen dat we willen: besparing, vergroening, efficiëntie. De eerste opvallende gevolgtrekking daaruit, is dat er voor energie een duidelijk en dwingend pad naar de verlaging van de energievraag bij huishoudens is vastgelegd, via de opgelegde E-peilen voor nieuwbouw en renovatie. De renovatie van het verouderd VL gebouwenpark is zonder twijfel één van de grootste uitdagingen binnen de klimaattransitie. Om de klimaatdoelstellingen te halen en de CO2-uitstoot door gebouwen te verminderen, moet het tempo waarin Vlaamse woningen gerenoveerd worden, verdrievoudigen (wat neerkomt op een renovatiegraad van 95.000 woningen per jaar, of elf per uur). Hier dienen zich alvast koppelkansen om tegelijkertijd ook hierin het watervraagstuk mee te nemen.
Bij water vinden we het concept van trias aquatica evenwel niet terug (W-peilen?). Door de drinkwaterinfrastructuur moet immers een bepaald debiet stromen om de kwaliteit van het water te garanderen. Een voorbeeld van hoe het businessmodel van een technologie/infrastructuurkeuze haaks staat op een duurzaamheidsambitie.
Bij projectontwikkeling blijft men onverminderd vertrekken van de huidige gemiddelde verbruikscijfers als basis voor het dimensioneren van de watervoorziening, die daardoor die cijfers natuurlijk bestendigt en reproduceert. En waardoor onduurzame praktijken opnieuw in hout en steen gegoten worden voor decennia.
Er is weliswaar wel wat vraagvermindering vast te stellen. Spaarkoppen in de douche, spaarknoppen op de wc, evolutie van bad naar douche, het zijn allemaal evoluties naar lager verbruik. Maar die zijn er bij elektriciteit ook al lang, denk aan spaarlampen en ledverlichting, sterke verbetering van de efficiëntie van huishoudtoestellen, enz. Evoluties die ook niet geassocieerd worden met een daling in comfort. Meer nog, bij energie lijkt die trend verder te continueren (kijk naar de vernieuwing van energielabels van huishoudtoestellen die energiezuinigheid herijkt voor de consument), terwijl bij water er na de spaarknoppen- en spaarkoppen eigenlijk een einde gekomen is . Hoewel er naar analogie van de 2000 Watt society wel ideeën circuleren als de 50-liter homes, lijkt dat toch niet dezelfde dynamiek op te leveren als bij elektriciteit.
De toename aan privézwembaden, in combinatie met het erbarmelijk aanbod aan openbare zwemplekken, geeft zelfs blijk van een beleidsvisie die van waterbesparing bij huishoudens weinig wakker ligt.
-
Prijszetting
De integrale prijs (€/m³) van de waterfactuur steeg voor een gemiddeld gezin in de afgelopen 10 jaar Vlaanderen met 71,7%. De elektriciteitsprijs met 66 %.
Zowel bij water als bij energie zien we dezelfde sturingsimpact van prijszetting. In economische modellen wordt vaak met een prijselasticiteit voor de energievraag van ongeveer -0,2 gerekend. Deze is zeer gelijkaardig aan de prijselasticiteit van water die -0,17 bedraagt. Wat betekent als we in Vlaanderen een prijsstijging van 10% doorvoeren er een afname is met de vraag met slechts 2% resp. 1,7%.
We zien wel een verschil in de tariefstructuur waarbij men binnen het energiesysteem met het capaciteitstarief de benodigde piekcapaciteit veel sterker laat doorwegen in de uiteindelijke prijs die dient betaald te worden. Terwijl dit tarief (vastrecht) eerder marginaal is in de drinkwaterfactuur.
Hoe minder verharding je in je bezit hebt (wat alvast positief is naar de globale waterhuishouding) hoe meer je betaalt voor water (minder mogelijkheden voor regenwatergebruik en meer afhankelijk van drinkwater) alsook voor energie (minder mogelijkheden voor aanleg van zonnepanelen). Geven we de juiste incentives?
Is de prijs die we betalen om water uit de ondergrond te halen lager dan de waarde die het heeft om het er te laten zitten? Is het mogelijk dat water uit de grond naar boven halen maatschappelijk een waardevermindering betekent? En is de prijs voor het gebruik ervan voldoende om die waardevermindering te dekken? En vinden we als samenleving een zero sum een duurzaam streefdoel?